Printify
Azrodyl the Knight Koffiemok – Limited Edition (2/5) | Beschikbaar in 9 Kleuren | Gedetailleerde Illustratie
Azrodyl the Knight Koffiemok – Limited Edition (2/5) | Beschikbaar in 9 Kleuren | Gedetailleerde Illustratie
Kan beschikbaarheid voor afhalen niet laden
Hoofdstuk 2,
De geur van kaarsvet en oud perkament hing zwaar in de troonzaal. De gouden kelk in de handen van de koning ving het flakkerende licht terwijl Azrodyl knielde, zijn zwaard rechtop voor hem. Zijn adem was kalm, maar in zijn borst brandde een onbestemd gevoel.
De koning hief de kelk, zijn stem diep en zwaar. *“Azrodyl, trouwe ridder van de kroon, de nacht draagt onheil. De koningin is verdwenen.”* Hij pauzeerde, zijn vingers wit om de gouden kelk. *“Ze is voor het laatst gezien in de ondergrondse kamers, waar geen licht durft te komen. Wachters die haar volgden keerden terug met lege ogen, hun woorden verward en zonder rede.”*
De hofhouding staarde zwijgend toe. De koning leunde voorover. *“Jij zult haar vinden. Maar luister goed, ridder. Als je eenmaal afdaalt, zal niets hetzelfde zijn. Dit is geen strijd tegen staal, geen duel in de arena. De schaduwen zelf fluisteren daar, en sommigen zeggen dat ze ademen.”*
Azrodyl had zijn hoofd gebogen. Geen aarzeling, geen twijfel. Hij had de opdracht aanvaard en was vertrokken zonder een woord.
Nu stond hij hier, maar niet meer als de man die geknield had voor zijn koning. De gangen van het kasteel lagen achter hem, samen met de warmte van de haarden en het gefluister van hofleden die zich afvroegen of hij ooit zou terugkeren. Voor hem lag de diepte. Niet zomaar een gang, niet zomaar een doorgang naar het onbekende. Dit was iets anders.
De lucht werd ijler, de temperatuur daalde. Zijn adem kringelde in de koele duisternis, terwijl zijn ogen zich richtten op de deur aan het einde van de tunnel. De stenen deur was oud, versleten door tijd en onbekende handen. Verweerde inscripties kropen over het oppervlak als aderen van vergeten macht. Toen hij dichterbij kwam, merkte hij het pas: de geur. Niet die van vochtige steen of rottend hout. Maar van bomen. Dennen. Een bos?
Azrodyl verstijfde. Er was geen bos hier. Toen hoorde hij het. Eerst als een zucht door de kieren van de deur, toen als een fluistering—stemmen, gedragen door een wind die er niet had mogen zijn. Ze vormden geen woorden, en toch begreep hij ze, ze fluisterden zijn naam!
Zijn vingers klemden zich om het gevest van zijn zwaard. Dit was geen gang meer. Geen kasteel. Dit was iets anders. Azrodyl legde zijn hand op de ruwe steen en voelde hoe de kou zich in zijn huid wrong. Een rilling liep over zijn rug terwijl hij met een schurend geluid de massieve deur openduwde. Een koude bries streek langs zijn gezicht, doordrenkt met de geur van mos en vochtige aarde. Voor hem lag niet de kille diepte van een kelder, maar een uitgestrekt woud, gehuld in nevel en duisternis!